Techniek
Het principe van stereofoto's te nemen en vervolgens in 3D te zien is eenvoudig: je fotografeert eerst 2 beelden (een zogenaamd linker- en rechterbeeld) vanuit een iets verschillend waarnemingspunt maar gelegen op dezelfde hoogte en genomen in dezelfde richting en je zorgt er daarna voor dat de toeschouwer het ene beeld enkel met het ene oog ziet en het andere beeld enkel met het andere oog. Uiteraard mag er tussen het nemen van de 2 beelden niets van het gefotografeerde onderwerp bewegen.
-
De 2 waarnemingspunten (punten waar je de opnames uitvoert) mogen niet te verschillend zijn, anders kunnen onze hersenen de 2 beelden niet meer netjes samenvoegen tot 1 beeld. De basisregel in de stereofotografie is: de afstand tussen de 2 opnamepunten moet ongeveer 1/30 ste zijn van de afstand tot het meest dichtbije voorwerp dat in beeld is. Toegepast op een doorsnee mens met oogafstand 6.5cm betekent dit dat we comfortabel zien vanaf 2m tot oneindig (heel ver dus). Tuurlijk, is het verste punt niet oneindig, maar bvb maar een vijftal meter, dan is het punt vanaf waar we een comfortabel dieptezicht hebben minder dan 2m van ons verwijderd. Wanneer we in de fotografie ook nog breedhoek- en macrolenzen gebruiken, wordt het verhaal wat complexer. Er bestaan dan ook ingewikkelde formules om de afstand tussen de opnamepunten exact te berekenen, maar dit valt buiten het bereik van dit schrijven. De afstand tussen de 2 opnamepunten noemt men de stereobasis. Wanneer die groter is dan 6,5 cm spreekt men van hyperstereo-opnames (ideaal voor landschappen) en indien kleiner dan 6,5 cm heb je hypostereo-opnames. Ideaal voor dichtbij-opnamen.
-
Indien de 2 opnamepunten niet op dezelfde hoogte liggen kunnen onze hersenen ook niet veel doen met die 2 beelden (analoog: we kunnen ons linkeroog niet naar boven en ondertussen het rechteroog naar beneden draaien).
-
Het is ook de bedoeling dat de 2 opnames in dezelfde richting genomen zijn. Als de linkerlens iets gedraaid is tov de rechterlens zal dit achteraf uiteindelijk ook niet aangenaam zijn voor de kijker. Vergelijk het met scheel kijken: dit kan je wel even doen, maar het is niet vol te houden.
Bottom line is: een slecht genomen stereofoto is volkomen onbruikbaar. Onze hersenen zullen wel proberen om de beelden samen te stellen, maar uiteindelijk is het resultaat voor de kijker na een tijdje steevast hetzelfde: hoofdpijn!